De bliksem doet het televisietoestel zwijgen. Ik kijk naar de assen van het zwarte beeld terwijl de regen de kleuren van mijn monet doet uitlopen.
Het dak van het huis ligt er maar troosteloos naast. Als ik mijn reeds wanhopige blik hemelwaarts richt, zie ik de leegte die het heeft achtergelaten.
Wat gebeurt er? Sinds wanneer tijsteren de elementen de aardkorst en haar arme, hulpeloze bewoners zo erg dat het leven op deze, tot de verdommenis gedoemde, kluit onmogelijk is geworden? Waar is de regelmaat naartoe waarmee seizoenen elkaar afwisselden en waardoor het klimaat tot op de centimeter juist te voorspellen was?
Melijwaardige schepselen zijn wij. Hier staan we nu, met z'n allen, onze meetinstrumenten nog in de hand, rusteloos, ongelovend, maar vooral angstig, ja zelfs huiverend, toe te kijken hoe alles rondom ons stilaan tot iets wordt herschapen wat wij slechts als een hel kunnen beschrijven. Onze woordenschat is ontoereikend om onze duistere toekomst beter te benoemen. Woorden schieten ons tekort. We kunnen niets anders dan ongewapend, zonder schijn van kans en met de doodsangst in onze ogen aanschouwen wat er aan het gebeuren is.
Het weze u gegund, simpele soortgenoot. Maar weet, duffe medemens, dat u uw eigen ondergang op u heeft neergehaald. Jazeker, niemand rept er nog maar met een woord over, maar er zijn er die beter weten, m'n beste: elke zure regendruppel die uw kale hoofd raakt, elke modderstroom waar u uw lijf door waadt, elke windhoos die u tegen de borst stoot, hebt u, en u, als mens, alleen in de hand gewerkt, veroorzaakt en aangewakkerd, jazeker.
'Hoezo ik' , heeft u het lef mij te vragen? Ik zal er weinig woorden aan vuilmaken. Ja u en uw boskap, afvallozing, CO2-uitstoot, radioactiviteit, hard toerisme, dijken, dammen, steengroeven, mijnen, petroliumboringen, etc. ... !