23 maart 2006

Parallel

Ik omarm de slapeloosheid, ik slenter tussen mijn omgestoten zekerheden en ik ga de mist van mijn loze doelen tegemoet. Een drievoudige parallellie die galmt door de gangen van de lege huls, waar mijn hart ooit was, als voetstappen in een verlaten stad, tegen de onverlichte gevels, op de apathische straatstenen.


Ici rien ne se passe
Pas même le temps
Les blessures s'effacent
Lentement

Elle attend le jour
Elle en rêve la nuit
Elle revit son amour
Avec lui

Il n'aurait jamais pu croire
Qu'il était son dernier espoir

Elle danse seule
Elle parle avec son ombre
Elle danse seule
Elle entend sa voix répondre
Et elle s'endord comme ça
Contre le sol trop froid
Elle danse seule

Elle dit qu'il reviendra
Qu'il la fera revivre
Qu'elle est prête déjà
Pour le suivre

Mais à trop regarder
Le bout de cette route
Ses yeux sont fatigués
Par le doute

Comment aurait-il pu croire
Qu'il était son dernier espoir

Elle danse seule
Elle se sourit dans la glace
Elle danse seule
Avec ces bras qui l'enlacent
Et elle s'endort comme ça
Contre le sol trop froid
Elle danse seule


Elle danse seule – Axelle Red

Poëzie_



14 maart 2006

Spiritualiteit bij volle maan

U heeft het misschien al gemerkt, beste lezer, ik neig naar één enkele update per maand, en dan nog wel rond de periode waarin de sateliet die trouw rond de aarde cirkelt, zo verlicht wordt door de zon dat hij als een perfecte schijf aan de hemel lijkt te staan.

Voor de geïnteresseerden: de maan is vandaag, 14 maart, in België; 4°26min oosterlengte en 50°56min noorderbreedte, te zien tussen 16u21 en 05u00. Met een gezegende avondtemperatuur van negen graden en een heldere lucht is het een ideale gelegenheid om uzelf met opgeheven hoofd de nacht in te jagen. Laat Artemis uw gids zijn.

Astronomische besprekingen terzijde, wil ik vanavond in de eenzamheid van mijn vertrekken en met Sonata nr.14 van Beethoven, hoe anders bijgenaamd dan de Moonlight Sonata, als toepasselijke soundtrack, schrijven, op een high van inspiratie, slechts schrijven.

--

Toen ik wakker werd was het eerste wat ik zag een vrouw, ze hield een kind op haar arm en keek me aan met een lege blik, alsof het haar niet opviel dat ik op de grond lag. Ik voelde de koude steen door mijn kleren. Links en rechts van me zag ik massa’s in elkaar gehaakte stoelen. Ik bevond me in de ruimte die ertussen gelaten was. Snel stond ik op. Ik volgde het gangpad dat de stoelen creëerden alsof ik eenzaam door de gesplitste zee wandelde. Aan het eind gekomen voelde ik opeens een warme wind langs onderen opsteken. De poorten van de hel leken in de verte open gezet en slechts de zwoele bries, het lauwe restant van de eeuwige vuren scheen mijn voeten bereikt te hebben. Zonder afstand te doen van de weldoende warmte, draaide ik me om, keek op en zag boven de stoelen zuilen utsteken die reikten tot aan de vrouw en haar kind. Zij baadde in een donkerblauwe plas die met goud omrand was. De colonnes die haar ondersteunden schiepen een ontroerende symmetrie in de ruimte waarin ik me bevond. Alle voorwerpen volgden de loodrechte lijnen naar boven toe, naar het kobalt dat de middenbeuk overkoepelde. Ik kon niet anders dan fier naar boven kijken, geëmotioneerd door schoonheid.

Er was nog iemand anders aanwezig. We bevonden ons recht tegen over elkaar. Hij leek halfweg tussen de vloer en het plafond te zweven. Zijn armen hield hij gespreid langs zijn lichaam. Kennelijk was zijn blik niet aangetrokken door de verhevenheid van de zoldering; hij liet zijn hoofd vermoeid naar beneden hangen. Hij zag er uit alsof hij gegeseld, afgemat en gekweld was en toch scheen hij weldaad te ondervinden van de vrouw die op hem neerkeek met diezelfde glazige ogen die ook mij kracht hadden gegeven.

Eindelijk kon ik me losmaken van de extase die mijn ziel verblindde. Ik keerde het gewelf de rug toe, snoof nog eenmaal de geur van eeuwigheid op en liep door de deur naar buiten, waar een plotse drukte me verraste.

De Maan_, Narratief_